Standpunten

50 jaar geleden 1971 Fallen Astronaut Paul Van Hoeydonck op de maan

KUNST OP DE MAAN

Op 2 augustus 1971, straks vijftig jaar geleden, had er, in het zonnestelsel vanop Aarde gezien, een kosmisch-historische plechtigheid plaats.  Drie ruimtereizigers, vertegenwoordigers van de mensheid, legden op de Maan een artistiek uitgevoerd metalen voorwerp neer.
De bemanning van Apollo 15 plaatste onder leiding van David Scott in een krater van de Hadley Rille basis, de zogeheten Fallen Astronaut.  Het beeldje van de Antwerpse schilder / assemblagist Paul Van Hoeydonck is een ‘memorial’ voor de Russische kosmonauten Dobrovolski, Volkov en Patsajev, omgekomen tijdens de mislukte ruimtereis van de Sojoez II.1
Toen op 14 augustus het zeker werd dat de plaatsing gebeurd was, sprak Van Hoeydonck in het Engels de ambitieuze wens uit: ‘De weg naar de sterren banen is de belangrijkste opdracht van de mens in deze eeuw’.2
Door de toen nog onwaarschijnlijke onderneming werd het voordien geliefde en geduchte, vergoddelijkte hemellichaam geprofaneerd.  Het verloor als voorwerp van bespiegeling zijn heilige betekenis, zijn cultuurhistorische status met de namen Luna, Selene enz.  De maan wordt vanaf dan relativerend aangezien als een roterende ‘steenklomp’.  Ze wordt beschouwd als een exploitatiegebied van economisch en militair nut.


FALLEN ASTRONAUT

In het begin had Paul Van Hoeydonck het plan opgevat de idee mens in de ruimte een plaats te geven.  Het zou een eerbetoon worden aan allen die bij de daadwerkelijke ontsluiting van de kosmos betrokken waren.  Hij had een beeldje in gedachte dat een reductie van de menselijke gedaante voorstelde: geen constructie, maar een schema van kop, borstkas en benen.
De NASA legde daarbij regels op: het beeldje moest afgeronde hoeken hebben, mocht maximaal 85 mm lang zijn en in aluminium uitgevoerd worden.
De bemanning van Apollo 15, David Scott, Jim Erwin en Al Wonder, opteerde bij de plaatsing op de maan buiten het medeweten van Paul Van Hoeydonck, voor een andere symboliek. 
Ze beschouwde het beeldje als een gedenkteken voor de Russische en de Amerikaanse ruimtereizigers die tot dan tijdens een missie verongelukt waren.  Ze noemden het Fallen Astronaut.
Op 16 april 1972, negen maand later, werd de naam van de kunstenaar wereldkundig gemaakt.
Daarop ontstond een mediatieke controverse en verdachtmaking van Paul Van Hoeydonck, die ten slotte ertoe leidde dat hij zijn toelating voor multiplicatie van het beeldje introk.
Exploratief onderzoek was de voornaamste drijfveer van Paul Van Hoeydoncks handelen.  Hij studeerde kunstgeschiedenis en archeologie en werd een autodidactisch schilder en assemblagist.  Zijn belangstelling ging naar de aanpassing van de mens aan de beleving van de spatiale werkelijkheid.  In zekere zin was hij op zoek naar de ‘goden’.
In zijn vroegste werk spiegelde hij het licht met fijne stroken opgeplakt papier en in kraakheldere, monochroom-witte schilderijen.  Wit bleef hem jarenlang bezielen.  Zo legde hij de basis van zijn driedimensionale werk.  Hij verbeeldde als vierde dimensie de dramatiek (de risico’s) van het ruimtelijke avontuur vanuit zijn gevoeligheid voor de mogelijkheden van de mens in evolutie.  Aan de materiële middelen om de ruimte te bezoeken en bevolken gaf hij in poëtische zin gestalte met zorgvuldig bedachte objecten (metaforen).
In de periode 1961-1971 nam de belangstelling voor zijn werk in de VS en in Vlaanderen (België) voortdurend toe.  Hij ontwikkelde gaandeweg een heel persoonlijke typologie van de ruimtereiziger en -kolonist.

Hij bedacht achtereenvolgens vier types.
Astronauten die in de witte, lege ruimte figureren als erfgenamen van de klassieke oudheid.
Mutanten, een toekomstige generatie van homunculi met een verhoogde intelligentie en aanpassingsvermogen.
Creaturen die om te bestaan zich bedienen van cyberneische middelen en daarvan afhankelijk worden, er tot een geheel mee worden.
Astro’s van wie de lichaamshuid en pantsering onlosmakelijk zijn.
Deze vier bevreemdende types zijn alle paradoxaal ontstaan uit de vereenvoudiging en barokkerige aankleding van de menselijke gestalte en psyche.  Hun vormgeving en inhoud hebben niets gemeen met het ‘beeldje’ op de maan.
Het werk van Paul Van Hoeydonck steunt niet op wetenschappelijk inzicht.  Het heeft niets gemeen met elektronische apparatuur.  Het flirt alleen met technisch-wetenschappelijke kennis.  Het is assemblage, een resultaat van intuïtief en ludiek gedreven arbeid.  Het is verheven knutselwerk.  De toeschouwer ontdekt onthutsende objecten waarvan hij weet dat ze uit afvalmateriaal zijn samengesteld, terwijl ze als creatie toch lijken te functioneren.
De klemtoon ligt vandaag niet meer op het antropomorfische uiterlijk, maar op de zelfsturende eigenschappen, het zelfbestaan van het hoogtechnologische toestel, op het automatisme van zijn geavanceerde werking.  Het woord cybernetica is daarbij als term in verval geraakt.


VENSTER OP DE RUIMTE

Aanvankelijk, vooral in de jaren zestig, was de belangstelling voor de ruimtevaart algemeen.  De impact ervan op de economie (nieuwe materialen en de toename van de welvaart) werd vlotweg erkend.  In de volgende decennia moest de aandacht van het grote publiek voor de pioniers en hun exploten het afleggen tegen de anekdotiek van alledag.

Vandaag is de belangstelling voor de ruimte schoksgewijs teruggekeerd.  Het blijkt dat enkele mogendheden hun wetenschappers ertoe aangemaand hebben zich op de verkenning van Mars te concentreren zodat er voor vele jaren in studiewerk voorzien wordt.  De aanwezigheid van (sporen) van leven op Mars blijft nog even de sensationele vraag.

Naast de saaie (?) wetenschappers van de mogendheden is er ook een indrukwekkend tal van bevlogen ondernemers die dromen van toeristische sprongen en reizen in de ruimte.  Ze maken de belangstelling van het rijkere gedeelte van de wereldbevolking gaande en creëren hoop en twijfel tot eigen profijt.


NOTEN
1  De Russische kosmonauten Georgi Dobrovolski, Vladislav Volkov en Viktor Patsajev kwamen om door zuurstoftekort tijdens de landing van Sojoez 11 op 29 juni 1971 na een missie van 23 dagen 18 uren en 21 minuten.  Ze keerden terug van Saljoet 1, het eerste ruimtestation.
De eerste ruimtevlucht dateerde toen al van 12 april 1961, toen de Rus Joeri Gagarin 1 uur 48 minuten buiten de atmosfeer om de aarde vloog.
De zakelijke, hoogtechnologische onderneming kan niet van start gaan zonder enige romantiek.  Kort voor de lancering voeren de ruimtereizigers bepaalde rituelen uit.  De kosmonauten drinken champagne bij het ontbijt; de astronauten ontbijten met roerei en biefstuk (proteïne).
2  Citaat uit Paul Van Hoeydonck, Lannoo blz. 103.
3  Norbert Wiener  1894 - 1964 was de grondlegger van de nieuwe wetenschap cybernetica.  Cybernetica uit het Grieks kubernètikos, van het besturen.  In 1948 publiceerde hij ‘Cybernetics: Or the Control and Communication in the Animal and the Machine’.  Daarin gaf hij een algemeen bruikbare naam aan al bestaande en toekomstige wetenschappelijk-technologische regelsysteem.  Het boek maakte indruk en bracht het lezerspubliek aan het gissen en dromen.
Cybernetica.  De ConcordE was een intercontinentaal supersonisch passagiersvliegtuig (mach 2,04) van Franse en Britse makelij.
Het vloog van maart 1969 tot november 2003 in minder dan drie uur van Londen naar New York.  Het had smalle deltavleugels en een beweegbare neus.  Voor de vormgeving werden de bouw en de vlucht van vogels geanalyseerd.  Het interieur was slecht 2,88 m breed en bood plaats aan 128 passagiers.  Er werden 20 toestellen gebouwd.
In 1962, terwijl de ConcordE nog volop in ontwikkeling was, maakte de Sovjet-Unie met de Tupolev Tu-144 al haar antwoord erop wereldkundig.
4  Robot  Tsjechisch woord, slaaf, mondgemeen ca. 1931, naar een roman van Karel ČČapek, 1920.