Standpunten

Aanraken aanbevolen

 

Blijf niet van mijn lijf

DE MENS BEGINT ANIMAAL

Door de geboorte geeft het kind aan de gemeenschap zijn integriteit in bewaring.  Het heeft meteen recht op de allerindividueelste beleving van zijn integriteit en op de levenslange continuering ervan.  Dat wordt door de volwassenen op een bijzondere manier onderlijnd.

Ze spreken het kind empathisch, met een voor de gelegenheid exclusieve falsettoon aan.  Ze gebruiken de spreektaal daarbij overwegend als een stroom van klankenreeksen: fonemen die een betekenis overdragen – mamama – en zinloze riedels – tatata.  Daarmee willen de volwassenen het kind een reactie ontlokken om zo de gaafheid (van gehoor) te verifiëren.

Door de frequente herhaling van dezelfde verzorgingscontacten leert het kind een soort tactiel spel te ondergaan: het te verwachten en eraan deel te nemen.  Door de toename van de diversiteit van allerlei handelingen en toenaderingen die met de groei gepaard gaan – zitten, kruipen, lopen – bouwt het kind een expertise van tactiele en evenwichtservaringen op die rechtstreeks bijdragen tot zijn welbevinden. 

De mens is een sociaal wezen, eerst gekoesterd in leven gehouden, dan interactief grootgebracht.  Hij wordt zich als peuter (2-4 jaar) bewust van zijn zelfwaarde, van zijn integriteit in die zin dat hij een onderscheidend wezen is (dat hij een eigen naam heeft).  In de kindertijd wordt de lichamelijkheid dagelijks ontwikkeld.

 

JONGEREN   KWETSBAARHEID

Jongeren hebben in de sociale context door zintuiglijke indrukken een scherp beoordelingsvermogen voor andermans kennis en emoties ontwikkeld.  Minder gewapend zijn ze voor andermans achterliggende gedachten, voor de onedele bedoelingen die achter een vriendelijk masker schuilgaan.

Hun integriteit kan makkelijk aangetast worden: verbaal door minachting, afkeuring en leedvermaak / spot en uiteraard door onverwachte en onrechtmatige handelingen waarvan ze niet meer dan het voorwerp (van genot) zijn.

 

JONGEREN   TACTIELE ARMOEDE

Jongeren groeien niet goedgunstig tot volwassenen op, wanneer ze op tactiele interactie moeten inleveren.  Het leerplicht-onderwijs, de school van krap 8.30 u. tot 15.30 u. lijkt geen aangewezen oefenterrein voor een regelmatige en uitgebreide tactiele ontwikkeling.  Ongewild hebben de leerlingen zitvlees.  De schaarse recreatiemomenten compenseren geenszins de langdurige immobiliteit. 

Spontane lichamelijkheidsbeleving op school is tot in de lesuren Bewegingsleer / Lichamelijke opvoeding of lo een zeldzaam goed.  Leerlingen proberen zelfs met allerlei smoesjes aan die lessen te ontsnappen.  Ze leven in abstinentie.

 

JE LICHAAM OP SCHOOL

Er zijn in het schoolleven drie omstandigheden waarin aanraking voorkomt.

De functionele aanraking
In de lessen Lichamelijke opvoeding om het correcte / veilige gebruik van de gymnastiektoestellen en dgl. aan te le­ren of om een pose positief te corrigeren;
In de praktijklessen / practica om bijstand te verlenen, om te tonen hoe zich van het materieel, gereedschap, de machines enz. te bedienen.

De pedagogische aanraking
D.i. een touche, een lichte aanraking om de positieve waardering voor de persoon / het werk van de leerling uit te druk­ken of om hem aan te moedigen, te motiveren als een ‘daad bij het woord’.
Dit, voor zover het de leerling zint.

wat niet kan:
-  een pedagogische tik om de leerling (zogezegd) te corrigeren;
-  een leerling over zijn bol strijken – jongeren die daarvan gediend zijn, zijn uitzonderingen – het is een vernederende geste!

De occasionele aanraking
Zo’n aanraking moet binnen de gezags- en vertrouwensrelatie leraar-leerling neutraal en zakelijk zijn; ze mag nooit een incidenteel karakter hebben.  De leerling wéét al snel dat een houding, gebaar, woord onbehoorlijk is.

Het voorgaande is geen zedenles.  Het wil integendeel nadrukkelijk stellen dat vanwege de leraar diverse vormen van aanraking wenselijk zijn.  In tactiele armoede leert de jonge­re zijn aan de medemens gerelateerde lichamelijkheid onvoldoende kennen.  Hij wordt in de dagelijkse omgang onzeker en in de intieme sfeer weet hij met zijn lijf geen raad.  Gebrek aan tactiel contact verhoogt de sensitiviteit voor occasionele aanraking, leidt mogelijk tot een verwrongen interpretatie ervan.

 

BUITENSCHOOLSE BEWEGING

JEUGD MOET BEWEGEN
De aanbevelingswaardige, meteen volwaardige compensatie voor de bewegingsarmoede is de aansluiting bij een jeugdbeweging.  Ze is op de sociale functie van de mens gericht: op de medemenselijke sentimenten en de begripsvorming, op weten te geven en te nemen in de context van spel en het opnemen van onbaatzuchtig en medeverantwoordelijk leiderschap.
Het jeugdcentrum neemt eveneens de sociale functie op.  Het biedt de jongeren een gamma van (re)creatieve mogelijkheden aan en het is afgestemd op momenten van spontaan overleg.
De sportvereniging is meer dan de twee vorige initiatieven op de fysiek gefocust.  Ze is prestatiegericht.  Binnen haar onmiskenbare sociale functie worden haar leden als concurrenten getraind op zelfoverwinning