Standpunten

De leraar basisonderwijs - Vandaag! Morgen?

De Vlaamse Gemeenschap ijvert al jaren met vallen en opstaan voor hervorming in het onderwijs. Nu wenst ze de lerarenopleiding basisonderwijs te hervormen.

 

STAPSGEWIJS

Onderwijsminister Hilde Crevits wil vooruitgang maken met het continuüm dat door haar drie voorgangers Marleen Vanderpoorten, Frank Vandenbroucke en Pascal Smet steeds verder, zij het aarzelend, uitgetekend is.

De Vlaamse regering zit vandaag met de hervorming van de lerarenopleiding van het basisonderwijs lelijk in haar maag.  Het dossier is niet voldoende doorgepraat.
De roep om de leraar basisonderwijs te versterken door hem een universitaire opleiding aan te bieden, wordt steeds luider.  Die nieuwe opleiding zou naast de bestaande opleiding van de ‘professionele bachelor’ worden opgericht en een ‘master’ vormen.

 

PROFESSIONELE BACHELOR 

De huidige professionele bachelor is een product van de internationale Bolognaverklaring van 19 juni 1999.

Bij zijn introductie heeft het Vlaamse parlement gemeend dat een vierjarige opleiding niet hoefde (wegens te duur) in weerwil van de aanbevelingen en de keuzes elders in Europa gemaakt.

De publieke opinie is niet ontevreden over de professionele bachelor.
Hij komt uit alle geledingen van de bevolking en dus uit verschillende studierichtingen van het secundair onderwijs. Het team van bachelors weerspiegelt het beeld van de verscheiden samenleving.1
De professionele lerarenopleidingen leggen in principe het fundament van een degelijke vakkennis en een pedagogische attitude.  Ze veronderstellen een geestelijke souplesse die mobiliteit en differentiërend lesgeven mogelijk maakt.  Ze zijn vandaag door het tekort aan leertijd en aan attitudevorming bij­zonder stresserend.  Aan de persoonlijkheidsvorming kan de docent noch de aspirant voldoende aandacht besteden.

Sommige gearriveerde onderwijskundigen menen dat een universitaire opleiding de leraar (meestal lerares) basisonderwijs zal herwaarderen.  Zoals de overheid houdt van rationaliseren (vaak terecht), zo houden zij van intellectualiseren (soms betweterig, en dus onterecht).2

 

PROFESSIONALITEIT VAN DE BACHELOR 

De huidige professionele opleiding is uitermate intensief, voor velen zelfs overladen.  Ze is wel een heel dynamische die door contact met de (stage)scholen haar knowhow jaar na jaar vernieuwt.

De leraar in de kleuterschool is dan ook een duivel-doet-al.  
De leraar in de drie graden ‘lager onderwijs’ is overwegend een generalist. 
Hij beheerst een breed spectrum van kennis en kundigheden.

De leraar basisonderwijs werkt met de kinderen zowel van laag- als van hoogontwikkelde jonge ouders. Zijn professie plaatst hem in medio.  Hij moet in de eerste plaats onder de leerlingen een autoriteit zijn.  Hij moet de technisch-didactische functie van lesgeven aankunnen en tegelijk de affectief-pedagogische houding van leraren beleven.

Laten we op de lerarenopleiding basisonderwijs het subsidiariteitsbeginsel toepassen.  Ze zit best bij de hogescholen.  Die staan inhoudelijk en didactisch het dichtst bij de dagelijkse praktijk van het schoolleven.

 

MASTER
ALTERNATIEVE OPLEIDING

De universiteiten stellen voor naast de professionele bachelor een alternatief opgeleide leraar basisonderwijs – een master – aan te bieden.  Dat is vooralsnog een sprong in het duister.
Die universitaire opleiding moet zichzelf nog uitvinden.  Ze zal hoe dan ook minder naar de maat te snijden zijn van de lesgever basisonderwijs die immers een generalist is.  Ze zal minder rechtstreeks op de klaspraktijk voorbereiden.

parallellisme   calque
Om twee opleidingen van drie jaar (financieel!) te verantwoorden moet parallellisme vermeden worden: de invulling moet verschillend zijn.  Toch kan een universitaire masteropleidng voor de basisschool niet anders dan grotendeels een calque van de huidige aan de hogescholen zijn.
Is ze dat niet, dan bereidt ze voor op een andere (organieke) functie die ook nog moet uitgedacht worden, een die allicht met het eigenlijke lesgeven weinig uit te staan heeft.

Het is de bedoeling de lerarenopleiding te verwetenschappelijken, de leraar basisonderwijs meer figuur te geven.

Als dat onzorgvuldig eenzijdig door de universiteit gebeurt, staat de ervarings-deskundige, de zogeheten professioneel gevormde ‘onderwijzer’ al vanaf zijn studententijd in de schaduw van de ‘universitair opgeleide’. 
Kan dat de bedoeling zijn?

Krijgt de universitaire opleiding een meer wetenschappelijke inhoud, dan komt ze sowieso in het vaarwater van bv. de master in de pedagogie.

Is het de bedoeling dat de universitair gevormde master een coördinatiefunctie heeft?  Dat hij de professionele bachelors inspireert en bijstaat bijvoorbeeld met de toepassing van de laatste didactische ontwikkelingen? Denk er dan aan dat een co-ordinator zelf deeltijds in de klas moet staan om ervaring op te doen.  Zo niet, komt zijn boodschap over als betweterij, verwerft hij geen gezag, is hij een luis in de pels.

Het is overigens onontbeerlijk dat de master al tijdens zijn opleiding affiniteit met de kleuterschool ontwikkelen kan.

 

KLEUTERSCHOOL

De kleuterschool heeft geen behoefte aan voortdurende bemoeienis van een lokale toezichthouder: een psycholoog, een (ortho)pedagoog, een ‘onderwijskundige’, een filosoof.
Kleuters zijn met hun eigenheden en onstabiliteit van gemoed en handeling de eerste en de enige rechtstreekse opdrachtgevers van de leraar.  Velen gedragen zich op school anders dan thuis, vaak tot verbazing van de ouders.  De ouders zijn daarom de eersten om mee te overleggen en zo het kind beter te begrijpen en de begeleiding ervan in samenwerking te herzien.

 

HET LOON 

Het kind doorloopt de basisschool in tien jaar.  De samenstelling van de klassen varieert. De pedagogische noden verschil-len met de groei.  De taakbelasting verschilt inhoudelijk; kwantitatief is ze evenwel gelijkwaardig.

De wetgever heeft geoordeeld dat de professionele bachelor van de eerste kleuterklas tot de eerste graad secundair onder-wijs een gelijke wedde heeft.

 

Het is beslist af te raden daaraan te tornen, een loonverschil te introduceren op grond van de studieduur (3 of 4 jaar) en van het echelon3 van de instelling: respectievelijk hoger en universitair onderwijs.  Dat slaat in de pedagogische context van de kleuterschool de theorie onrechtmatig hoger aan dan de praktijk.  In het algemeen mag gesteld worden dat in de basisschool voor loonverschil geen goede grond te vinden is.

  • Loonverschil verstoort de coherentie van het lerarenteam
  • Loonverschil vervreemdt de collega’s van elkaar
  • Loonverschil wekt afgunst opLoonverschil leidt tot het van zich afwerpen van (deel)verantwoordelijkheid.

 

NASCHOLING

Het is verwonderlijk dat de universiteiten zo ijveren voor een nieuwe, hoogwaardige lerarenopleiding, terwijl ze al jaren weinig belangstelling hebben voor een structureel uitgewerkte nascholing.  Wie denkt over initiële opleiding, moet meteen vooruitdenken over nascholing.

 

A.A.N.B.E.V.E.L.I.N.G.E.N

Intensiveer binnen de associaties de samenwerking van de hogescholen en de universiteiten voor de lerarenopleiding basisschool.

 

VERVOLGOPLEIDING NÁ DE HOGESCHOOL

 

Maak het mogelijk dat de professionele bachelor na de initiële opleiding aan de hogeschool een vervolgstudie (inschakelprogramma/module) opnemen kan aan de universiteit.  Dat is vandaag in het bijzonder nodig voor drie knelpunten: (alfabetisch)

  • Frans
  • M-decreet
  • STEM-onderwijs.

Frans

De beheersing van het Frans (grammatica en spraak) is onvoldoende om bv. in de derde graad basisonderwijs les te geven.  Door dit gebrek aan taalbeheersing moet in de eerste graad secundair onderwijs praktisch van nul af aan (her)begonnen worden.

Opm.  Laat de BVLF – Belgische Vereniging Leraren Frans, Vlaamse Gemeenschap vzw samenwerken met de Factulteiten

 

M-decreet

Het M-decreet brengt leerlingen met specifieke leerbehoeften in de klas samen met leerlingen die makkelijk(er) leren.  Dat vereist van de leraar (deontologie!) een openheid voor diagnostische kennis en een gedifferentieerde didactiek.  Een regelmatige evalutie met de klassenraad, de ouders en het CLB is noodzakelijk.

 

STEM-onderwijs

Het STEM-onderwijs begint in het zesde leerjaar basisonderwijs.  Het introduceert de leerling in de wetenschappelijke taal/ terminologie en de onderzoekstechnieken (discipline). 
Het gaat om correctheid van begrip.

Dat gebeurt door een tweeledige overdracht van de leerinhoud:

  1. door de instructie van de basiskennis
  2. door ‘onderzoekend leren’, dat leidt tot de ontwikkeling van de experimentele vaardigheid en de verwerving van het correcte inzicht (veel populaire misvattingen van wetenschappe­lijke feitelijkheden en terminologie worden door het uitlok­­ken van een cognitief conflict4 gecorrigeerd / opgeruimd).

Het programma STEM-lessen in het zesde leerjaar laat de leerling een eerste stap zetten naar een correct begrip en gebruik van de fysieke werkelijkheid.

Opm.  Laat de VeLeWe – Vereniging Leraren Wetenschappen vzw samenwerken met de Faculteiten

 

KORTOM

MASTER

De master in het basisonderwijs staat morgen nog niet paraat.  Er zijn twee mogelijkheden om een master te creëren en in te schakelen:

  • De import in een organieke functie van een master gekwalificeerd in (een van) de Menswetenschappen.  Hij moet evenwel in de school zijn inbreng zelf bedenken en een beroep doen op ervaringsdeskundigen.
    Hij volgt de loonschaal van de master in het secundair onderwijs.
  • De aanstelling van de b(achelor)-master / b-master die zich via een vervolgopleiding (module) gespecialiseerd heeft in een vak- of studiegebied.  Zijn taak in de klas (o.m. leerzorg) is een evidentie.
    Hij volgt de loonschaal van de professionele bachelor en ontvangt jaarlijks / einde schooljaar een bonus.
    Een andere mogelijkheid is dat hij een belastingkorting geniet.

 

NASCHOLINGEN

De opname van nascholing door de actieve leraar behoort tot de beroepsethiek.
De lerarenopleidingen van de associaties zijn door interne synergie van hogeschool en universiteit de eigenlijke plaatsen van nascholing.

In de initiële opleidingen kan (wat de inhoudt betreft) best al rekening gehouden worden met de nascholing, zoals er (wat de praxis betreft) al met de stage rekening gehouden wordt.

Zolang de vervolgstudies (modules?) voor de huidige knelpun-ten niet uitgewerkt zijn, lijkt het aangewezen degelijke nascholingen aan te bieden.  De ervaring / evaluatie daarvan kan im-

mers de uitwerking van de vervolgstudies mee bepalen.

 

CEL NASCHOLINGSONTWIKKELING

  • Maak nu aan de universiteiten werk van de nascholing leraar basisonderwijs.  Dat is hoogstnodig en dient het onderwijs be­ter dan de eventuele introductie van een master tot ondersteuning van het leerproces.
    Frans, STEM-onderwijs in het zesde leerjaar, en het op inclu­sie gerichte M-decreet kunnen niet echt vooruitgang maken zonder steun.
  • Ondersteun vanuit de overheid de oprichting en werking van vakgroepen die in het kader van de associatie (synergetisch) de nascholingen op stapel zetten en vormgeven.

M.a.w. ondersteun financieel de daadwerkelijke uitbouw van een ‘Cel nascholingsontwikkeling’ aan de associaties.

 

ALGEMEEN

Er gebeurt wel onderzoek over allerlei onderwijsgerelateerde verschijnselen; tijdschriften en boeken vullen de kasten.  Laten we ten behoeve van de leraar het wetenschappelijk onderzoek eens meer toespitsen op de praxis, op de kern van de onderwijsactiviteit.

Dat kan maar slagen als met woord en daad de heilloze hiërarchie tussen de onderzoeker / vorser en de actieve leraar (als boven beschreven) opgeheven wordt.  Een bewuste wisselwer­king van gelijkwaardigen zal het onderwijs van morgen bepalen.

 

NOTEN

1  Verscheiden samenleving.  Het blijft vooralsnog zo dat uit de gezinnen met migratie-achtergrond weinig jongeren kiezen voor een lerarenopleiding.

2  Er is in de loop der jaren, (vooral) aan Universiteit Antwerpen, een falanx ontstaan van menswetenschappers die zich met onderwijs inlaten.  Ze hebben het containerbegrip onderwijskunde bedacht.  Ze voelen zich geruggensteund door internationale experimenten en bepleiten steeds weer veran­dering.
De kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs zoals door de OESO aangegeven, is evenwel hun verdienste niet.  De algemene onderwijskwaliteit wordt door de individuele leraar en de lerarenteams gehaald; niet door de beter betaalde predikers.  Elke verandering – wie ook de initiator mag zijn – begint bij de leraar.  Hij moet zich door de verandering aangesproken voelen, ze zich eigen maken (inleving) en ze volvoeren.

3  Door de academische overheden, daarin gevolgd door de publieke opinie, wordt algemeen een verouderde hiërarchisering van de hogere studies in stand gehouden.
De veeleisendheid van de studie is een even waardevolle parameter als het botte getal van de leertijd.  In die zin staat een lineair opgenomen studiecurriculum in de discussie tegenover een à la carte gespreide studieloopbaan.

4  Cognitief conflict.  De term is van Rita Van Peteghem, coördinator nascholing Fysica, Centrum nascholing Onderwijs / CNO, in het kader van de Antwerp School of Education, UA, Antwerpen.