Standpunten

Vit niet op Crevits

VIT NIET OP CREVITS

KANTTEKENING BIJ EEN NON-HERVORMING

ONDERWIJSMINISTER HILDE CREVITS REGEERT TWEE JAAR. ZE HEEFT NOG DRIE JAAR TE 'GAAN'. HAAR OVERKOMT WAT HAAR VOORGANGERS-HERVORMERS IS OVERKOMEN. HAARZELF TREFT GEEN BLAAM. ZE IS EVENZEER ALS DE LERAAR SECUNDAIR ONDERWIJS DE DUPE VAN HET ONDERWIJSBESTEL WAAR TOP-DOWN GEÏNITIEERD, MAAR HOOGST ZELDEN GEFINALISEERD WORDT. 'NOOIT' GEFINALISEERD, OMDAT HET VOOR VERNIEUWINGEN STEEDS ONTOEREIKEND WORDT GEFINANCIERD.

CURATELE

Het lijkt in Vlaanderen een wetmatigheid dat de onderwijsminister de eerste jaren van de legislatuur volgens het regeerakkoord over zijn/haar bevoegdheid hardop mag nadenken en mag ijveren en plannen voorleggen. De volgende jaren evenwel kan hij/zij in het secundair onderwijs geen steen meer verleggen. Zo verging het Marleen Vanderpoorten, Frank Vandenbroucke en Pascal Smet. Het vergaat nu evenzo Hilde Crevits. De ene bewindsvrouw bezwijkt voor de oekazen van de eigen partij, de andere bewindsman wijkt voor het no pasarán van de oppositie. Een voor een maken de ministers bovendien de bedenking dat ze hun plannen bij gebrek aan toegezegde financiële middelen niet over een kritische grens kunnen doordouwen. Toch willen ze dat proberen.

Het psychologisch moment dat de gemeenschap parmantig achter een onderwijshervorming staat, komt nooit tot stand. De modus operandi van de Vlaamse particratie maakt dat de onderwijsminister ondanks verdiensten na een tijdje halt toegeroepen wordt en voortaan zich beperken moet tot kurieren am Symptom.

KINDERWENS

De Vlaamse gemeenschap stelt zich tegenover haar schoolgaande kinderen dubbelhartig op. Op papier bereidt ze allerlei structurele voorzieningen van overdracht, onderricht en begeleiding voor. Ze wenst dat elke leerling individueel als een gelijkwaardig persoon aangesproken en gedragen wordt: d.i. van kindertijd tot adolescentie welzijn beleven mag. Tegelijk vindt ze het geld niet om het ijzer van dit streven te stalen. Roest is het gevolg.

Het onderwijsbudget neemt een grote hap - de grootste - uit de staatskas. 'Daarom' wordt op onderwijs bespaard. Hoezo? De vermeerdering van de toegekende middelen blijft achter bij de toenemende complexiteit van de samenleving en bij de nieuwe pedagogisch-didactische ontwikkelingen. Zo wordt bijvoorbeeld het secundair onderwijs wat de omkadering betreft steeds ontoereikend gefinancierd. De Vlaamse gemeenschap heeft nog andere prioriteiten, gericht op de instandhouding en beveiliging van de belangen, van de kracht en macht van de huidige volwassenen.

En zo komt het dat, na de invoering van de eenheidsstructuur per 1 september 1989, het plan opgevat is - mee onder internationale druk - om het secundair onderwijs te hervormen. De enen willen het grondig, in die diepte vernieuwen; anderen willen het structureel omgooien om met een schone lei te herbeginnen.

OP NAAR CONCURRENTIEEL VOORDEEL

De laatste vijf jaren heeft de onderwijsoverheid inspiratie voor hervorming gezocht in een breed maatschappelijk debat. Een zogeheten debat van 'je mag altijd vóór een bepaalde tijdslimiet je mening geven' moest tot uitbraak leiden uit de impasse, waarin het hogere onderwijsbeleid onder Frank Vandenbroucke was gekomen. Het Vlaams parlement had toen het genereuze plan van de LEERZORG verworpen. Het maatschappelijk debat werd gebruikt om tijd te winnen: het was een vlucht in de massa, in de ondeskundigheid van de vox populi. Het gevolg van dit soort inspraak (medebeleid!) was onder Crevits aldra een onoverzichtelijke ballast.

Door de non-hervorming hebben de scholen nu de sleutel én de verantwoordelijkheid van de opvatting en uitbouw van het secundair onderwijs opgenomen. De abdicatie van de Vlaamse gemeenschap - door de recente stemming in het Vlaams parlement - ten aanzien van de fysiek en psychologisch lastigste groei- en vormingsjaren van jongeren is compleet.

Leraren en Leerlingen en CLB'ers en Ouders en... zullen eerst hoopvol, dan met een zekere verschrikking, de schoolstrijd ondergaan die al per 1 september 2017 zichtbaar worden zal en in de volgende jaren in heftigheid zal toenemen.

De Vlaamse secundaire scholen hebben nu de handen vrij om in het vacuüm van het overheidsgezag zich naar wens en voorkeur te (her)structureren en intern te organiseren. Ze zullen profilering en identificatie nastreven en zo een wervende aantrekkingskracht trachten uit te spelen tegen hun 'concurrenten'.

Zal het een decennium duren aleer de Vlaamse samenleving de secundaire scholen weer tot coherentie en elkaar respectvol hervinden oproept?

LF